‘Zie je het?’ Ze zag het niet. ‘Daar.’ Ze staarde naar de plek die hij aanwees. Het duurde vele ademhalingen voor ze het zag. Maar ze zag het. Alleen, ze vond er geen woord voor. ‘Het is zo klein,’ zei ze. ‘Klein is nog een te groot woord,’ zei hij, ‘het is het oneindig kleinste.’ De twee woorden vochten met elkaar in haar hoofd. Het leek op spelen, rollebollen. Nu eens lag oneindig bovenaan, dan weer kleinste. ‘Wat moet ik ermee?’ vroeg ze. ‘Wat kan je ermee, dat is de vraag,’ zei hij. Ze begreep het. ‘Wat kan ik ermee?’ ‘Alles.’

Nog geen reacties