Er hangt iets in de lucht. Uit de reuzenspar van de buren klinkt al dagenlang paniek. De spreeuwen schreeuwen alsof het leven ervan afhangt. Geen lieflijk lied, geen gezellig nestelen in deze lente die plots op zomer lijkt. Gillend golven ze op warme wind. Krijsend strijken ze neer en klauwen ze zich vast aan de takken van de boom. Uit tientallen bekken klinkt hun heftige kreet. Oproerkraaiers in stereo. Waar gaat dit over, denk ik. Voor de derde keer lees ik dezelfde zin. Als een mes doorsnijdt hun roep mijn gedachten. In twee helften vallen ze uitéén, als een doorkliefde meloen.  

Nog geen reacties