Toen hij ’s ochtends vertrok, vergat hij zijn handen. Hij liet ze achter op haar lichaam. Ze rustten op haar borsten, haar rug. In haar lende, op haar heupen. Ze liet ze liggen. Ze liggen daar goed, dacht ze. Terwijl ze dat dacht, struikelden haar gedachten over zijn lippen. Ze slingerden overal rond. In haar nek, op haar buik. Op het topje van haar neus. Ze raapte ze geruisloos op en stopte ze in een fluwelen doosje. Ik geef ze hem straks wel terug, dacht ze. In haar pluizige hoofd ontmoette die gedachte zijn ogen. Ze glimlachten terug, achter de hare.

1 reactie

  1. Een ochtenddienst op spoed, nog niet helemaal verlost van mijn ochtendhumeur maar dit doet mijn allereerste brede glimlach van vandaag ontwaken... Zo mooi.