De appel in haar hand heeft doffe, rode wangen. Hij is te zacht ook, en te donker geel. Was het al maar nieuwe appeltijd, denkt ze. Ze ademt krachtig uit op de vrucht en wrijft hem stevig op met de mouw van haar pluizige trui. Hij glanst, bijna als een spiegel. Als de appel van Sneeuwwitje. Zo zou ze de doffe blikken in vele ogen ook willen opblinken. Zodat ze meer licht weerkaatsen. Mensen wakker schudden zodat ze weer kunnen stralen. Helemaal door elkaar rammelen, zodat ze weer voelen. Ze zet haar tanden resoluut in het vruchtvlees. Zonder wrijving geen glans.

Nog geen reacties