De trapleuning maakt een onnatuurlijke hoek ten opzichte van de muur. Liggend op de onderste trede ziet de hal er helemaal anders uit. ‘Ben ik er bijna?’ Je stem schuurt de muren. Klinkt ijl in de lege ruimte. Ik ben er bijna, denk je. Dat kan niet anders. Het is hier zo koud. En donker. En hard. Vooral dat: hard. Dit moet wel de bodem zijn, denk je. Ik kan toch niet blijven vallen. Al is het niet het vallen waar je bang voor bent. Het is het niet meer op willen staan dat al het bloed uit je lichaam wegtrekt.

Comments are closed.