Ze was uit elkaar gevallen in duizend en één stukken, haar liefde. Als een kristallen vaas op een betonnen vloer. Scherven in alle maten en vormen. Overal. Van hele grote met vlijmscherpe randen tot flinterdunne splinters. De grote stukken had ze allemaal al opgeruimd. Voorzichtig opgeraapt, zich meermaals gesneden. Het waren de fijne, bijna onzichtbare schilfers die nog overbleven, en die het meest venijnig waren. Op onverwachte momenten doken ze op. Meestal op een moment van vreugde, of zelfs van voorzichtig geluk. Dan prikten ze in haar hart. Als om te zeggen: ‘Vergeet me niet, ik zal voor altijd gebroken zijn’.

Nog geen reacties