Ze voelt zich vandaag één groot uitroepteken. Alsof er een bron borrelt in haar borstkas. Een bron met spuitwater. Met heel veel belletjes. Je ziet het aan haar pas: die is lichter. Haar voeten veren een beetje hoger op dan anders. Zelfs de lucht om haar heen is minder zwaar. Hij vult haar met zo veel zuurstof dat ze denkt dat ze zal opstijgen. Er is ook meer plaats in haar hoofd, plotseling. Achter haar voorhoofd, waar gewoonlijk haar zorgen tegen haar hersenpan bonken, is het stil. En zo helder. Alsof iemand het licht heeft aangeknipt. Het fonkelt in haar ogen.