De druppel bloed op haar wijsvinger bolt rond en donkerrood op. Ze heeft zich geprikt, zoals Doornroosje aan het spinnewiel. Maar dan zonder kasteel en zonder prins. Aan een kopspeld. Ze zuigt de druppel op en proeft ijzer. Ik heb de smaak van ijzer, denkt ze. Ik ben gemaakt van ijzer. Ijzer uit de aarde. Een aarde die ontstond uit een ontplofte ster. In een verre kelder van haar hoofd weergalmt de holle stem van de pastoor die ooit een askruisje op haar voorhoofd drukte: ‘Gij zijt stof en as, tot stof en as zult gij wederkeren.’ Ja, denkt ze. Sterrenstof.

Nog geen reacties