‘En dat we ze nog lang mogen mogen!’ De slordig aan elkaar geregen woorden rollen over de lallende tong van wat alleen maar een dikbuikige man met rood aangelopen hoofd kan zijn. Zijn zin overstemt moeiteloos de drammerige beat die zich in haar oren wurmt. Ze wil zich omdraaien en zeggen: ‘Schol! Als we niet drinken, blijven ze vol!’, maar ze doet het niet. Hij heeft nochtans gelijk, denkt ze. Dat we nog veel mogen mogen. Mogen zet ramen wijd open. In het bolle glas in haar handen drijft nog één slok rode wijn. Ze laat hem rondwalsen. Schol, denkt ze.

Nog geen reacties