Alles aan de jongen is rond. Zijn hoofd, zijn wangen, zijn buik. Zelfs zijn armen en benen lijken van op afstand eerder rond dan langwerpig. Zijn vingers zijn net ronde worstjes, glimmend van de paprikachips die hij uit een blikken koker plukt. Twee lichtblauwe ronde ogen staren voor zich uit. Ze liggen diep in zijn gezicht en kijken naar binnen. Hij waggelt naar de bushalte, alleen. De metalen bank buigt een beetje door wanneer hij gaat zitten. Zijn rugzak als een steun tussen zijn ronde bovenlijf en de glazen wand van het bushokje. Twee afgesleten sneakers bungelen boven de natte kasseien.

1 reactie

  1. De wereld van het jongetje stapelt zich op in mijn hoofd en ik denk constant 'Ik mag niet triest worden'.