Ze hoort het weer. Het geknaag komt uit de hoeken van een vochtige, donkere kelder. De ratten zijn terug. Angst kruipt omhoog in haar borstkas. Nee, denkt ze, dit is mijn huis. Hier duldt ze geen ongedierte. Ze rukt de kelderdeur open en kijkt recht in de groene ogen van de rat. Zijn gele tanden doen haar kokhalzen. Ze trapt het beest vol in de muil, bloedspatten op de muur. Hij vliegt het gapende trapgat in, recht in een emmer vuil water. Ze wacht. Tot er geen enkel luchtbelletje meer naar boven borrelt. Met een klap slaat ze de deur dicht.

Nog geen reacties