Ze stond er elke dag. Op het perron van het drukke station, haar tas vast in haar dappere hand. De trein raasde voorbij. Zo snel, dat ze geen passagiers kon herkennen. De raampjes waren strepen, gezichten vage schimmen. Ze had er op gezeten, ooit, op die trein. Ze wist waar hij naartoe reed, en hoe de reis. Het piepen van de remmen sneed door haar hoofd. Het zuchten van opengaande deuren suisde in haar oren. Ze zou op kunnen stappen. De deuren waren vlakbij. Maar het lood in haar schoenen was zwaarder dan ooit. Ze stond erbij, keek ernaar. Misschien morgen.

Nog geen reacties