Ooit, nog niet zo lang geleden zelfs, was hij uit één stuk, haar moed. Kwetsbaar, maar puur en volmaakt. Als een boreling. Ergens onderweg was hij uit elkaar gevallen. Ze wist niet precies hoe dat gebeurd was. Langzaam afgebrokkeld, dacht ze. Ondergraven, uitgehold. Die ochtend besloot ze hem bijeen te rapen. De grotere stukken, vlak voor haar voeten; de kleinere in de hoekjes van vele verloren kamers. Kruimels onder het bed, bestoft. Ze zocht lang, tot het donker werd. Toen legde ze alle stukjes in haar schoot en keek ernaar. Dat is al een hele hoop, dacht ze. Misschien net genoeg.

Nog geen reacties