Het meisje had ze altijd gezien, overal. De lichtjes. Ze dansten om haar heen. Gonsden om mensen en dieren als een aura. Rond elk blad aan elke boom. Alsof ze zeiden: ‘Kijk eens, hoe echt’. De lichtjes lieten alles glanzen, tilden het op. Later pas, toen het meisje een vrouw geworden was, zag ze de donkere plekken waar de lichtjes niet bij konden. Hoe ze ook schenen, ze verdwenen in bodemloze zwarte gaten. De vrouw en het meisje keken de donkerblauwe decemberavond in. Samen schepten ze de lichtjes op. Als glimwormpjes kronkelden ze in het kommetje van hun handen. ‘Kijk eens.’

1 reactie

  1. Ann
    Mooi. Wederom.

Laat een antwoord achter aan Ann