De dorre grond onder haar blote voeten was een leven geleden een weide vol mals groen gras geweest. Ongeschonden, veerkrachtig en fris, lichtjes krullend aan de toppen van de springerige sprietjes. Ongeduldig als een lach die klaarligt om te klateren, wachtend op water voor zijn bodemloze val. Het hemelwater kwam niet, de lach droogde op en de vruchtbare grond verzandde in droge korrels. Hard en ondoordringbaar als steen, sporadische druppels gleden eraf. Vandaag waren de vriendelijke wolken wit, ze brachten een geruisloze bui. Zachtjes, dacht ze, zachtjes. Overvloedig water op één dag zal wegvloeien in verleden beken. Langzaam, dacht ze, langzaam. 

Nog geen reacties