Afgemat stopten ze op een verlaten parking aan de kant van de weg. De meisjes waren ongeveer even groot en hadden geen enkele fysieke gelijkenis, maar toch hadden ze iets van zussen. Uitgeput zegen ze neer op de harde plaveien. Ze hadden geen idee waar ze waren. Ergens halverwege. De fles helder, fris water die ze deelden, smaakte beter dan alles wat ze ooit gedronken hadden. ‘Kijk,’ wees de éne, ‘tussen die harde stenen groeit toch wat gras hier.’ De verbazing maakte haar stem zacht. ‘Natuurlijk,’ zei de andere. ‘En daar moeten we naar kijken, naar het gras tussen de stenen.’ 

Nog geen reacties