Het geflap van zijn oren klonk stoffig en dof. Zijn slagtanden waren vergeeld en vertoonden dunne grijze barstjes, als fijne adertjes. Hij vulde bijna de hele kamer. Het kan niet dat niemand anders hem ziet, dacht ze. Waarom zegt niemand iets? Waarom doet iedereen alsof hij er niet is? De anderen stapten nonchalant om hem heen. Zij wilde rechtstaan en heel luid roepen: ‘Kijk dan! Daar staat hij! Wat gaan we met hem doen?’ Bij de gedachte aan rechtstaan, werden haar benen vloeibaar. Zijn kleine ronde ogen priemden in haar nek. Het kan niet dat niemand anders hem ziet, dacht ze.

2 Reacties

  1. ik zie hem! ik zie hem! ;-)
    • Petra Thomas
      Joepieeeee! :-D