Nog een geluk dat ik niet verliefd ben, denkt het prinsesje. Die gedachte wordt onmiddellijk van haar troon gestoten door de gedachte aan zijn handen. Breed en hoekig, met stevige, rechte vingers. Daar zullen die van mij perfect in passen, denkt ze. Als de voet van Assepoester in het glazen muiltje. Op een dag klopt hij aan, opent zijn hand en leg ik de mijne erin. Hij zal zijn vingers tussen die van mij vouwen en zeggen: ‘Eindelijk.’ Ze bekijkt haar handen. Ze vindt haar vingers scheef en te groot voor een meisje. Hij zal ze mooi genoeg vinden, denkt ze.

Nog geen reacties