Ik adem de ochtendlucht in en voel de binnenkant van mijn neus. Onder mijn voeten hoor ik de aarde, ze is hard en zacht tegelijk. Honden met grote poten, mensen met kleine voeten en paarden die blijkbaar met gemak op een rechte lijn lopen, gingen me hier voor. Narcissen steken koppig de kop op en laten hem vervolgens een beetje hangen. In hoge boomtoppen is de school gewoon open. Ik weet te weinig af van bomen, planten en vogels, bedenk ik. Maar mijn grootvader noemde die bomen Canada’s. In mijn hoofd hoor ik nog steeds hoe dat klonk uit zijn mond.

Nog geen reacties