De huismus klemde haar pootjes om de groene draad die van grasvelden tuinen maakte. Ze sloot haar ogen, de zon zomerde na op haar vleugels. Plots wiebelde de afrastering zo hard dat ze bijna het evenwicht verloor. Naast haar landde de trekvogel die niet kon vertrekken. ‘Vertrek je vandaag?’ vroeg ze. ‘Vandaag niet,’ zei hij. Het klonk droevig, vond de huismus. Dat is weemoed, dacht ze. Ze wist niet precies wat dat woord betekende, maar er zat iets weeïgs en iets moedigs in, en dat klopte wel, vond ze. De zon glom op de zwarte kop van de trekvogel. ‘Misschien morgen.’ 

1 reactie

  1. dhr
    Echt weer heel mooi!